Vegetatieveranderingen in en rond de Grote Gete vallei
Op basis van pollen analyse werden de vegetatieveranderingen in en rond de Grote Gete vallei gereconstrueerd voor de laatste 8000 jaar. Op die manier werd een duidelijker beeld bekomen van wanneer en op welke manier de mens ingreep in het landschap in deze periode.
Uit eerder uitgevoerd geomorfologisch onderzoek op de overstromingsvlakte van de Grote Gete nabij Linter konden we al concluderen dat indirecte menselijke impact er tussen 5000 en 4000 jaar geleden voor zorgde dat de vallei een transformatie onderging, van een moeras zonder duidelijk rivierkanaal naar een meanderende rivier zoals we die vandaag kennen. Opmerkelijk genoeg vond deze verandering in de Grote Gete vallei zo'n 2000 jaar eerder plaats dan in andere onderzochte valleien in de leemstreek (zoals bvb de Dijle).
Door middel van paleo-ecologisch onderzoek, op basis van pollen, sporen en andere plantenresten, wordt er meer inzicht verkregen in de vegetatieveranderingen die met deze transformatie gepaard gingen. Op die manier krijgen we een duidelijker idee van wanneer en op welke manier de mens ingreep in de omgeving van de Grote Gete.
De vroege transformatie in de Grote Gete vallei hangt mogelijk samen met de Neolithische nederzettingen in Wange en Overhespen, gesitueerd aan weerszijde van de Kleine Gete, enkele kilometers ten zuiden van onze boorlocaties. Uit eerdere analyse van verkoolde plantenresten uit putten van deze nederzettingen bleek dat de vroege landbouwers verschillende soorten tarwe, erwten, hazelnoten, en sleedoorn teelden, een typisch spectrum voor Bandkeramiekers.
Uit de nieuwe pollen data (Figuur 1) blijkt dat vanaf ongeveer 5400 jaar geleden er een daling is in het aantal boompollen (AP), wat duidt op een ontbossing in de regio. Aangezien er geen pollen terug zijn te vinden van de gewassen die in die tijd geconsumeerd werden, kunnen we concluderen dat de inwoners van Wange en Overhespen bos in de omgeving van de Gete kapten om aan landbouw te doen, maar de riviervallei zelf met rust lieten.
Figuur 1. Vegetatiereconstructie van de Grote Gete vallei en omgeving voor de laatste 8500 jaar (AP: boom-pollen; NAP: niet-boom-pollen).
Rond 4500 jaar geleden zien we de eerste pollen afkomstig van Cerealia, of granen, verschijnen in de afzettingen in de vallei van de Grote Gete (Figuur 1). Maar dit betekent niet dat de akkers zich nu in de riviervallei bevonden: tegelijkertijd zien we namelijk een stijging in sedimentaanvoer in de vallei. Dit is het gevolg van toenemende ontbossing en landbouwactiviteiten op de omliggende hellingen. Deze sedimenten voerden graanpollen mee naar de vallei en zorgden er bovendien voor dat veengroei in het grootste deel van de vallei niet langer mogelijk was.
Nog eens 1000 jaar later, circa 3500 jaar geleden, zien we het bos terug herstellen (Figuur 1). Dit zorgt voor een verminderde sedimenttoevoer naar de valleien en een herstel van de oorspronkelijke elzenbroekbossen, te zien als een piek in Alnus in het pollen diagram. Dit herstel is echter maar van korte duur, want een nieuwe fase van ontbossingen breekt al relatief snel aan.
Ongeveer 1200 jaar geleden, na de val van het Romeinse Rijk, kreeg de natuur nog een laatste adempauze en werd er nog een dun veenlaagje afgezet, voordat de vallei van de Grote Gete definitief transformeerde van een moerassig gebied naar een relatief open vlakte met één rivierkanaal. Dit kanaal werd in de periode tussen 750-1221 na Christus verlegd, voor het aandrijven van de drie watermolens in het gebied, waardoor de Grote Gete vandaag de dag niet langer op het laagste punt van de vallei is te vinden.
- Auteurs: Tim Peirs en
Renske Hoevers
- Meer weten? Contacteer Renske Hoevers: renske.hoevers@kuleuven.be